8.2 State of the art

Nederland huisvest vooraanstaande wetenschappers die de dynamiek van socio-technische systemen bestuderen, en beter proberen te begrijpen hoe we daarbinnen kunnen interveniëren om transities vorm te geven. Een artikel in het vakblad Research Policy dat een overzicht schetst van de ontwikkeling van het vakgebied ‘duurzaamheidstransities’ (Markard et al., 2012), laat zien hoe Nederland koploper is in het ontwikkelen van kennis op het gebied van Transition Management (e.g. Kemp et al., 1998; Rotmans et al., 2001), Transition Pathways (e.g. Geels & Schot, 2007) en Technological Innovation Systems (Hekkert et al., 2007). Veel van dit werk is samen en verder gebracht om de basis te leggen voor een theorie van transities voor duurzame ontwikkeling (Grin et al., 2010).

Sociaal maatschappelijke of socio-technische systemen zijn complexe dynamische systemen. Dit houdt in dat er continu veranderingen plaatsvinden: nieuwe diensten worden ontwikkeld, nieuwe technologieën komen op de markt, beslissingen worden gemaakt om dingen anders te gaan doen, onderlinge taakafspraken worden veranderd, of nieuwe spelers komen op de markt. In die zin zijn complexe systemen altijd in beweging. Echter, de mate van verandering en hoe de verandering gestuurd wordt, kunnen sterk verschillen. Transities kunnen intern aangejaagd worden (dus door spelers en incentives van het systeem zelf) of meer extern gestuurd worden, en de coördinatie ervan kan visie-gedreven zijn of meer ‘emergent’ plaatsvinden (Berkhout et al., 2003). Na bestudering van verschillende transities, definiëren Geels and Schot (2007) vijf stereotype transitiepaden die door een systeem gevolgd kunnen worden. Deze variëren van ‘het pad van reproductie’ waarbij systeeminteracties het regime (ofwel de huidige structuur van het systeem - de heersende denkkaders, instituties en infrastructuur) dynamisch stabiel houden, tot ‘het pad van reconfiguratie’ waarbij innovaties de architectuur van het regime steeds meer ter discussie stellen, of ‘het pad van substitutie’ waarbij een innovatie die parallel aan het systeem is ontwikkeld (en zich heeft bewezen) doorbreekt tot het regime. We spreken hier over innovaties, van sociaal of technologische aard, die een andere praktijk introduceren met andere benodigde instituties en infrastructuur.

Ter illustratie: als we de huidige praktijk van persoonlijk vervoer beschouwen, kunnen we zeggen dat het socio-technische systeem eromheen momenteel het ‘pad van reconfiguratie’ volgt. Elektrische voertuigen, die een andere infrastructuur en andere instituties met zich meebrengen dan voertuigen op benzine of diesel, stellen steeds meer het heersende regime ter discussie. Dit alles natuurlijk onder druk vanuit globale instituties, overheden, wetenschappers en de bevolking die steeds meer vragen om duurzamere alternatieven.

Methoden die ondersteunend zijn bij het realiseren van systeemverandering kunnen we opdelen in vier deelcategorieën: methoden die 1) volgens een gekozen systeemperspectief en conceptueel kader een systeem verkennen en modelleren om zo de dynamiek te begrijpen, 2) strategisch handelen ondersteunen bij het ontwikkelen van experimenten en interventies, 3) het proces van interventieontwikkeling helpen inrichten als systeemverandering op zich, en 4) dialoog & reflexiviteit in het proces faciliteren en stimuleren. Deze methoden zijn sterk met elkaar verweven. Om een complex systeem te begrijpen wordt gesteld dat interveniëren cruciaal is (Snowden & Boone, 2007). En omdat een objectief perspectief op socio-technische systemen niet bestaat, is dialoog en reflexiviteit een essentieel element om een systeemperspectief te kiezen (Checkland, 1999).

1) Methoden om het systeem te modelleren (dynamiek begrijpen) Om de strategie te bepalen om een gewenste systeemverandering te beïnvloeden, is het nodig te begrijpen hoe het huidige speelveld eruitziet. Aan de hand van een gekozen systeemlens of conceptueel kader worden hierbij vragen gesteld zoals: wie zijn belangrijke spelers (in termen van macht of belang), wat zijn de belangrijke denkkaders, hoe wordt waarde uitgewisseld, en aan welke innovaties wordt gewerkt? Hierbij zijn vooral de verbanden en relaties tussen deze systeemelementen van belang en het effect daarvan op de dynamiek van het systeem onder beschouwing. Vanuit verschillende disciplines worden hier methoden voor aangereikt.

  • Multi-Level Perspective: deze methode stelt dat we transities kunnen begrijpen als interacties tussen ‘het landschap’ (i.e., ontwikkelingen op het gebied van politiek, cultuur, wereldbeelden, en paradigma’s), ‘het regime’ (i.e., de heersende denkkaders, instituties en infrastructuur) en ‘niches’ (i.e., plekken waarbinnen afwijkende praktijken plaatsvinden). Vanuit dit conceptueel kader worden vernieuwende bewegingen en behoudende krachten geanalyseerd door middel van historische analyse en kwalitatief onderzoek (Geels, 2002).

  • Proces-methode TIS-analyse: Deze methode valt binnen het perspectief van technology-innovation systems (TIS). Het netwerk van interacterende agenten in het economische veld die opereren binnen een bepaalde institutionele infrastructuur en betrokken zijn bij de generatie, diffusie en het gebruik van technologie. De procesmethode bestudeert de onderliggende mechanismen aan technologieverandering over tijd, door middel van data-analyses over events op micro-niveau (bijv. verslagen van overleggen en organisatorische rapporten) of systeemniveau (krantenarchieven en vakbladen) (Hekkert et al., 2006).

  • Gigamapping: Deze methode valt binnen de pluralistische systemische ontwerpbenadering, waarbij steeds pragmatisch een conceptuele lens gekozen wordt op basis van de eigenschappen van een complex vraagstuk. Dit kan gaan om zowel ecologische, technologische, maatschappelijke, persoonlijke, culturele, politieke en wettelijke, economische als om demografische lenzen en om zowel micro-en macro perspectieven. Op basis van een mixed-method aanpak met bijvoorbeeld stakeholder interviews, gebruikersobservaties, en dialoogsessies worden in een gigamap verschillende perspectieven en de daaruit vloeiende elementen en relaties bij elkaar gebracht (Sevaldson, 2011).

2) Methoden om interventies te ontwikkelen en kiezen (hoe interveniëren) Systeemverandering sturen is complex. En methoden die helpen om interventies te ontwikkelen en een referentie bieden om strategische keuzes te maken zijn nodig. Wat is onze gedeelde visie op hoe verandering tot stand zal komen? Welke interventies zien we als meest effectief? Welke initiatieven bestaan er en moeten we zien op te schalen?

  • Leverage points: Het concept leverage points geeft plaatsen aan in een complex systeem waar een kleine verandering tot grote impact in een systeem kan leiden (Meadows, 1999). Meadows bepaalde twaalf leverage points op volgorde van effectiviteit, waarbij we op het minst effectieve niveau invloed kunnen uitoefenen door constanten, parameters, en getallen (zoals subsidie of standaarden). De meest effectieve niveaus gaan over de mindset of het paradigma waaruit het systeem voortkomt, en de kracht om paradigma’s te overstijgen.

  • Transition design: Transition design is een framework dat een ontwerpgedreven maatschappelijke transitie promoot voor een duurzame toekomst, gebaseerd op een concept voor een volledige nieuwe lifestyle die lokaal en op menselijke schaal wordt ontwikkeld, en tegelijkertijd globaal genetwerkt is in uitwisseling van informatie en technologie. Het framework omvat vier sleutelgebieden (i.e., visie voor de transitie, theory of change, houding en mindset, en nieuwe manieren van ontwerpen) waarvoor narratief, kennis, vaardigheden en acties kunnen worden ontwikkeld (Irwin, 2015).

  • Multicriteria mapping: Deze methode helpt om verschillende perspectieven op diverse beleidsopties voor systeemveranderingen in kaart te brengen. Door middel van een gestructureerde interviewtechniek en een computeranalyse worden alle opties op een symmetrische manier bekeken door verschillende actoren. Hierbij kijken ze zowel naar sociale als naar technologische aspecten (Stirling et al., 2007).

3) Methoden voor het organiseren van transities Het is onmogelijk om als buitenstaander systeemverandering te realiseren zonder relaties aan te gaan met het systeem. Dit betekent dat actoren of bedrijven die systeemverandering willen sturen, strategisch moeten nagaan hoe ze de relatie met het bestaande systeem aangaan en vormgeven. Hoe vorm je een netwerk met een gedeelde missie? Hoe richt je het proces in? Hoe verdeel je de rollen onderling en bouw je nieuwe structuren van samenwerking? En hoe kun je als netwerk van stakeholders systeemverandering als het ware ‘piloten’ door samen te experimenteren met nieuwe middelen en processen?

  • Transitiearena als methode waarbinnen een selectief gezelschap (een innovatienetwerk) met uiteenlopende perspectieven en rollen werkt aan een toekomstvisie en transitiepad voor een specifieke transitie (Loorbach, 2014).

  • Sociotechniek: Sociotechniek laat zien hoe je (netwerken van) organisaties integraal kan veranderen zodat ze hun maatschappelijke bijdrage kunnen leveren. Daarvoor moet je starten bij de structuur (de manier waarop taken zijn verdeeld en gekoppeld). Wat betere structuren precies inhouden, verschilt per concrete context - en de sociotechniek biedt een handvat om per context structuren te ontwerpen en weer te herontwerpen (de Sitter, 1994).

  • Transformative Practices: Dit is een ontwerpgestuurde aanpak die multi-stakeholder teams helpt om complexe systemische maatschappelijke uitdagingen te onderzoeken, ervoor te ontwerpen en te innoveren. Door bewust te spelen met verschillende configuraties van mensen en mediaties (door producten, systemen, omgevingen, services, beleidsinstrumenten) transformeert de persoonlijke en sociale ethiek en aanverwant gedrag van (groepen) mensen.

4) Methoden om samen te leren van de verandering Zoals eerder gesteld, zijn complexe dynamische systemen niet te controleren. We moeten leren ‘dansen’ met systemen. Lerend van Oosterse filosofieën, moeten we onze Westerse - vaak vanuit reductionistische paradigma’s - vergaarde kennis zien in te zetten in onze praktijken om transities te begeleiden. Dit vereist reflexiviteit. Hoe kunnen we zo effectief mogelijk leren van ons handelen, tijdens ons handelen?

  • Pragmatische reflexiviteit: Traditionele reflexieve aanpakken zijn gericht op het genereren van consensus. Pragmatische reflexiviteit daarentegen is een open, transformatief en actie georiënteerd collectief proces van reframing van het vraagstuk en van onderliggende waarden, ideologieën en machtsstructuren. De methodologie bestaat uit gezamenlijke experimenten en sociaal leren met zowel wetenschappelijke als buitenwetenschappelijke expertise (Popa et al., 2015).

  • Dialogic design: Dit is een methode als onderdeel van co-design waarin verschillende stakeholders hun specifieke ideeën, vaardigheden en cultuur inbrengen en actie kunnen ondernemen. De problemen en spanningen die hierdoor kunnen ontstaan worden met behulp van een dialoogtechniek besproken, waarbij actoren luistervaardigheden toepassen, van gedachten kunnen veranderen en convergeren naar een gedeeld perspectief (Jones, 2014; Manzini, 2016).

Last updated