Eerst was het uitgangspunt, in het eerste onderscheiden beleidskader, dat nieuwe kennisontwikkeling, in het bijzonder op het terrein van technologie, in dienst moet staan van ontwikkeling en groei van de (concurrentie)kracht van bedrijven die daarmee economische waarde creëren en maatschappelijke welvaart teweegbrengen. In het tweede kader, dat vanaf het tijdperk van de oliecrisis tot ontwikkeling kwam, lag de nadruk op de bevordering van nationale innovatiesystemen. Doel was om (nationale) concurrerende clusters van bedrijvigheid te bevorderen, mede gestoeld op een excellente kennisinfrastructuur, die economische waarde genereren en zorgen voor welvaart voor burgers binnen landen en regio’s. Het ging in dit kader vooral om competitie van landen.