8. Systeemverandering
8.1 Inleiding
Gewenste maatschappelijke en technologische verandering kan worden beïnvloed door het innemen van een systemisch perspectief en door te handelen op een daarmee samenhangende systemisch strategische manier. Het systeemperspectief is een aanvulling op het traditioneel natuurwetenschappelijke reductionisme. Waar reductionisme verklaring en verbetering zoekt in het analyseren van de elementen van een vraagstuk en op zoek gaat naar lineaire oorzaak-gevolg verbanden, verplaatst een systeemperspectief onze blik naar de relaties tussen die elementen en de invloed daarvan op de verandering van het geheel. In de context van KEM’s hebben we het dan over een transitie of kanteling van socio-technische en/of maatschappelijke systemen. Kenmerkend aan socio-technische systemen is dat ze zich slecht laten definiëren en onvoorspelbaar zijn in hun (emergente) gedrag. Systemen kennen een veelheid aan elementen en (onderlinge) relaties en vormen daarmee een complexiteit die gekenmerkt wordt door non-lineariteit, co-evolutie, emergentie en zelf-organisatie. Hierdoor kunnen we systemen niet beheersen of gecontroleerd veranderen. Het is daarom belangrijk om kennis te ontwikkelen over hoe we ‘dansen’ met deze systemen (Meadows, 2001): over hoe onze waarden en de eigenschappen van een systeem samen kunnen werken. In dit strategische leerproces staat de koppeling tussen het systemische perspectief, de dynamiek binnen dat systeem en de interventie centraal. Gegeven de systemische lens en de dynamiek die we observeren, hoe en waar willen we interveniëren - en welke dynamiek is het gevolg van onze interventie?
Systeemverandering gaat dus over de koppeling tussen interventies en de dynamiek van een systeem. Om de dynamiek binnen deze systemen te begrijpen is een holistisch perspectief nodig: alle elementen die van belang zijn voor de transitie worden in relatie tot elkaar beschouwd. Interveniëren vereist daarentegen een specifieker perspectief afhankelijk van het type interventie (e.g., beleid, protocol, technologisch artefact, wetswijziging, subsidie, campagne, etc.). Systeemverandering vereist daarmee beschouwing op meerdere schaalniveaus, ook wel macro-, meso- en microniveau genoemd.
Ter illustratie: Een transitie naar CO2-neutrale mobiliteit vraagt veranderingen van mensen in hun dagelijks leven (oftewel op microniveau, e.g., andere keuzes in vervoersmiddelen, andere tijdsplanning, andere weekenduitjes, etc.), van organisaties (oftewel op mesoniveau, e.g., Shell zal een ander businessmodel moeten omarmen, autofabrikanten moeten aanpassingen maken, energieleveranciers moeten zich op andere markten begeven, etc.), en op nationaal en internationaal niveau (oftewel op macroniveau, e.g., de infrastructuur van laadpalen moet opgebouwd worden, wetgeving moet CO2-uitstoot terugdringen, etc.). Dat kan betekenen dat de systemische voorwaarden voor een interventie om effectief te zijn worden beschouwd (e.g., laadpaal infrastructuur is voorwaardelijk voor adoptie van elektrische voertuigen); dat systeemeffecten van de interventie worden geanticipeerd (e.g., toename in verkoop van elektrische voertuigen zal effect hebben op de winstcijfers van Shell, wat lobby op politiek niveau zal intensiveren); of dat het systemische interventies betreft (e.g., diensten rondom elektrisch rijden die gebruik maken van netwerken).
Kenmerkend voor de KEM’s binnen deze categorie is daarom dat zij gericht zijn op het begrijpen van de interacties tussen deze niveaus, inclusief hun temporele en geografische dimensie. Daarnaast zijn KEM's binnen deze categorie gericht op het leren over het systeem en daarmee het verbeteren van strategie. Logischerwijs spelen daarbinnen de meer specifieke KEM's, zoals methoden voor participatie en co-creatie (zie Hoofdstuk 3), monitoring en effectmeting (zie Hoofdstuk 9) en visie en verbeelding (zie Hoofdstuk 2) een rol.
Om een socio-technisch systeem te begrijpen is kennis nodig uit verschillende vakgebieden en van verschillende stakeholders; een transdisciplinaire aanpak. Hierbij zal altijd een keuze gemaakt moeten worden voor het bepalen van systeemgrenzen en voor de soorten kennis die we in het verkennen van een systeem willen raadplegen. Dit doen we op basis van onze waarden, ons wereldbeeld en aannames. Daarnaast is het voor interveniëren belangrijk dat verschillende interventies in samenhang worden bekeken. Hiervoor wordt, complementair aan bestaande aanpakken zoals top-down beleid, een netwerkaanpak voorgesteld waarin verschillende organisaties en stakeholders samen leren en experimenteren. Systeemveranderingsmethoden omvatten daarom ook methoden zoals reflexiviteit en dialoog, waarbij verschillen in waarden en perspectieven bespreekbaar worden gemaakt, en die transdisciplinair werken bevorderen (Popa et al., 2015).
Gebaseerd op een breed palet aan systeemtheorieën, zoals complexe systeemtheorie en cybernetica, worden vanuit verschillende disciplines methoden ontwikkeld om systeemverandering te begrijpen en te sturen (e.g., transition management, organisational design, systemic design). KEM’s in deze categorie helpen om complexiteit te omarmen en een langetermijnkoers te varen. Ze beantwoorden vragen als: wat drijft systeemverandering? Hoe richten we systeemveranderingsprocessen in? Hoe en waar kunnen we het best ingrijpen in het systeem om de gewenste transitie te bespoedigen? En, hoe kunnen voorwaarden worden geschapen die sociaal maatschappelijke systemen in staat stellen zichzelf (continu) te veranderen?
Last updated