6.3 Uitdagingen en onderzoeksvragen
De ontwikkelingen in de betekenis van kennis en innovatie voor economie en samenleving zoals naar voren komt in de veranderingen in de beleidskaders die hiervoor geschetst zijn, vraagt om een gedeeltelijke heroriëntatie van methoden en instrumenten om maatschappelijke waarde te creëren en invulling te geven aan diffusie en opschaling van succesvolle toepassingen. Dat betekent niet dat bestaande methoden overbodig zijn geworden. Ze verdienen vaak wel aanpassing en recontextualisering. Daarnaast is er sprake van een aantal nieuwe uitdagingen die vragen om nieuwe, nog te ontwikkelen methoden.
Allereerst moet het concept waarde in de context van innovatie voor maatschappelijke transformaties verder uitgewerkt en aangescherpt worden, met het oog op de verbreding ervan voorbij de tot voor kort dominant economische invulling. Daarbij is het nodig om de eerder genoemde negatieve externaliteiten (zoals milieuschade of groeiende ongelijkheid in de samenleving als gevolg van de werking van economie en markt) niet langer te behandelen als hinderlijke residuen, maar volledig te incorporeren in de waardebepaling van nieuwe diensten, toepassingen en systemen en te zien als onderdeel van maatschappelijke uitdagingen en transities.
Een andere belangrijke uitdaging die al voor een deel is opgepakt in de context van innovatie in netwerken en waardeketens, is de doorontwikkeling en validering van collaboratieve modellen voor waardecreatie. Dat is belangrijk met het oog op maatschappelijke transities waarin coalities zich noodzakelijkerwijs verder uitstrekken dan het economische domein en meer dan voorheen maatschappelijke stakeholders erbij betrekken.
Methoden om de onderliggende waardesystemen van stakeholders te onderzoeken en te zorgen voor alignment zijn daarbij van cruciaal belang met het oog op innovatie voor maatschappelijke transities. Vooral het meenemen van gebruikers en het betrekken van de civil society in brede zin is, mede met het oog op diffusie en opschaling, cruciaal. Mazzucato (2019) formuleert die uitdaging aan de hand van de vraag hoe burgers te betrekken in processen van co-design, co-creatie, co-implementatie en co-assessing van maatschappelijke missies. Ook vraag ze zich af welke capaciteiten en instrumenten de publieke sector nodig heeft om een dynamisch en innovatief ecosysteem te bevorderen, inclusief de vaardigheid van ambtenaren om experimenten mogelijk te maken en overheden te helpen buiten hun traditionele silo’s te werken.
Er is nog relatief weinig bekend over de organisational capabilities die nodig zijn om in een ecosysteem met meerdere stakeholders waarde te creëren. Waardecreatie in een dergelijke complexe context roept specifieke dilemma’s op waar speciale vaardigheden voor nodig zijn (zie bijvoorbeeld Hillebrand et al., 2015). Er is nog weinig bekend over de dynamiek van sense making: hoe bepalen stakeholders gezamenlijk wat waarde is, wat van waarde is en hoe waarde gecreëerd moet worden? Hoe zorg je er in samenwerkingsverbanden voor dat de individuele bijdragen allemaal leiden tot een gezamenlijk doel, en dat elke individuele bijdrage op een juiste manier gewaardeerd wordt (vgl. Oskam et al., 2020)? Datzelfde geldt mutatis mutandis voor de conceptualisering van wat markten in deze context precies zijn, hoe marktformatie tot stand komt en uiteindelijk ook wat opschaling inhoudt en of dit wenselijk en los van de specifieke contexten mogelijk is. Het is vanzelfsprekend dat, om dit te bereiken de samenwerking tussen verschillende kennisdisciplines onmisbaar is, die op hun beurt een nauwe relatie met de brede maatschappelijke praktijk moeten onderhouden. Daarbij is het ook van belang het verzet tegen innovaties te begrijpen en manieren en methoden te ontwikkelen om daarmee om te gaan. Zeker in het veld van maatschappelijke transities is dit actueel en essentieel, omdat de formulering van doelstellingen voor deze transities ook een politiek proces is en discussies oproept. Over het algemeen geldt dat zowel in theorievorming over en de praktijk van innovatie sprake is van een pro-innovation bias, wat Rogers (1962) al decennia geleden signaleerde. Er is te weinig oog voor weerstanden en men veronderstelt daarbij dat verzet simpelweg het ontbreken van adoptie van innovaties is. Er is echter vaak meer aan de hand.
Onderzoeksvragen In het voorgaande zijn al tal van relevante vragen voor nader onderzoek langsgekomen.
Verbreding van het waardeconcept gericht op maatschappelijke transities
In hoeverre zijn de methoden en instrumenten gericht op het creëren van economische waarde door innovatie geschikt voor de realisering van maatschappelijke transities door innovatie waarin naast economische ook culturele, maatschappelijke en ecologische waarde van belang zijn?
Hoe kunnen economische, culturele, maatschappelijke en ecologische waardecreatie worden gecombineerd?
Definitie en specificatie van een minimum viable ecosystem
Welke elementen zijn noodzakelijk voor een minimum viable ecosystem die voldoende zijn om de grondslag te leggen voor maatschappelijke transities en waarin in een latere opschalings- en diffusiefase, partijen aan toegevoegd worden?
Hoe ziet een minimal viable proposition eruit?
Welke methoden zijn geschikt om het proces van diffusie en opschaling beter te doorgronden en te leren kennen?
In hoeverre kan diffusion modelling daarvoor worden ingezet?
Ontwikkeling van collaboratieve businessmodellen
Wat zijn de (basis)elementen van collaboratieve modellen voor waardecreatie gericht op maatschappelijke transities en hoe kunnen die dienen voor diffusie en opschaling van de noodzakelijke innovaties?
Wat is het theoretisch kader dat collaborative businessmodels definieert en ze verbindt aan transitiewetenschap? Welke archetypes bestaan ervan?
Wat zijn de prestatie-indicatoren voor het ontwerp en de realisatie van collaborative businessmodels gericht op maatschappelijke transities?
Wat is de basis voor zogenaamde community based businessmodels?
Articulatie en alignment van waardesystemen
Hoe kunnen de onderliggende waardesystemen van stakeholders die relevant zijn voor maatschappelijke transities in kaart gebracht worden?
Hoe kan alignment van stakeholders tot stand worden gebracht?
Wat zijn geschikte manieren om met verzet tegen brede vormen van waardecreatie en diffusie en opschaling om te gaan?
Wat is de invloed en consequentie van de veelvuldig gesignaleerde pro-innovation bias?
Wat zijn in die context de voorwaarden voor succesvolle diffusie en opschaling van innovaties met het oog op maatschappelijke transities?
Organisational capabilities, samenwerkingsverbanden en allianties
Welke organisational capabilities zijn vereist om in een ecosysteem met meerdere stakeholders, met het oog op maatschappelijke transities, waarde te creëren?
Welke samenwerkingsverbanden en allianties van kennisdisciplines en onderzoekstradities zijn noodzakelijk om methoden voor brede waardecreatie en opschaling van innovaties te bewerkstelligen?
Welke daarvan zijn situationeel gebonden aan specifieke transities en welke zijn meer generiek noodzakelijk voor de ontwikkeling van deze methoden?
Financierbaarheid en value capture in maatschappelijke transities
Hoe wordt omgegaan met het thema financierbaarheid en risicoprofiel van de waardecreatie en opschaling in de context van maatschappelijke transities?
Is het risicoprofiel van gedistribueerde investering over meerdere partners die in samenhang in transitie gaan, kleiner dan de som van individueel beoordeelde financieringen van de participanten?
Hoe is daarbinnen de verhouding tussen publieke en private financiering en op basis waarvan worden risico’s bij verschillende partners en stakeholders belegd?
Op welke manier kan gecreëerde waarde binnen het proces van maatschappelijke transities verzilverd worden en wie incasseert op welk moment en op welke wijze daarvan de opbrengsten?
Formatie van nieuwe markten
Voor maatschappelijke transities moeten vaak nieuwe markten worden gecreëerd; hoe verloopt dat proces en welke factoren zijn van invloed op het formeren en formuleren ervan?
Wat is daarbij de rol van institutionele en socio-cognitieve aspecten? Welke factoren spelen een rol bij diffusie en opschaling?
Wat zijn variabelen waar rekening mee moet worden gehouden om reproductie, diffusie en opschaling van innovaties in verschillende contexten mogelijk te maken? Wat is bijvoorbeeld het belang van het onderscheid van de stedelijke en niet-stedelijke context?
Last updated