1.4 Condities en de inzet van KEM’s
Methoden, processen en strategieën zijn onmisbaar bij het realiseren van missies en transities. Ze geven de professional een handelingsperspectief, maken duidelijk wat wel en wat niet te doen, welke stappen moeten worden genomen en welke wegen mogelijk leiden naar een gewenst resultaat. Tegelijkertijd zijn KEM’s niet zaligmakend. Veel stappen in een transitieproces kunnen ook zonder methoden plaatsvinden, op basis van kennis en logica. Of intuïtief, gevoed door jarenlange ervaring, of simpelweg langs de weg van trial en error. KEM’s zijn ondersteunend, een hulpmiddel. Soms de sleutel tot een doorbraak, maar nooit een garantie op succes.
KEM’s bieden zogenaamde ‘verander’-professionals ondersteuning bij de aanpak van transitievraagstukken. In het licht daarvan is het belangrijk om ons bewust te zijn van het contextafhankelijke karakter van KEM’s. De contexten waarin methoden worden toegepast en de manier waarop ze worden ingezet, bepalen uiteindelijk de kwaliteit van de interventie en daarmee de effectiviteit van de methode. Deze contexten worden gevormd door allerlei variabelen die te maken hebben met de aard van het vraagstuk, de betrokkenheid van gebruikers, consumenten en burgers (‘quadruple helix’) en de situatie waarin het vraagstuk wordt aangepakt.
De missiegedreven transitievraagstukken die voorliggen beslaan een breed spectrum aan onderwerpen en contexten waarbinnen de gewenste interventies moeten landen. Variabelen die deze vraagstukken en contexten typeren en relevant zijn voor de keuze van in te zetten KEM’s, zijn onder meer:
de aard van de beoogde impact: van incrementele tot radicale impact. De energietransitie is een beoogde radicale verandering; financiële prikkels om mensen aan de renewables te krijgen, zijn vaak incrementeel van aard.
de aard van de interventie: van instrumentele tot institutionele interventie. Bij instrumentele interventies is het directe doel het bewerkstelligen van een gedragsverandering; bij institutionele interventies gaat het bijvoorbeeld om nieuwe of sterkere toezichthouders.
het niveau waarop de interventie plaatsvindt: van individueel tot collectief niveau (ook wel aangeduid als micro- en macroniveau). Het plaatsen van een smart meter is een interventie op individueel niveau (huishouden); een nieuw regulering ter bescherming van privacy is een interventie op collectief niveau.
Daarnaast is de situatie waarin het vraagstuk wordt aangepakt relevant voor keuzes in de manier waarop de gekozen KEM’s worden toegepast. Variabelen daarbij zijn bijvoorbeeld:
de mate van politisering;
de mate van technologische sturing;
de mate van inhoudelijke onzekerheid;
de mate van maatschappelijke attentie en urgentie;
de mate van vervlochtenheid met andere vraagstukken;
de mate van veranderbereidheid of verwachte maatschappelijke weerstand;
de mate van betrokkenheid van de opdrachtgever en andere stakeholders, en
de beschikbaarheid van tijd en middelen.
De condities die door deze variabelen worden gevormd, en de keuzes die op basis daarvan worden gemaakt over de inzet van KEM’s (zowel de keuze van KEM’s als de wijze waarop ze worden ingezet) bepalen in welke mate een specifieke KEM – of een combinatie van KEM’s – bij specifieke vraagstukken en situaties tot succesvol resultaat leidt. Hoewel theoretisch iedere methode bij elk vraagstuk en in elke situatie inzetbaar is, zijn sommige methoden bij bepaalde vraagstukken en situaties effectiever dan bij andere: de condities waarvoor de KEM is ontworpen zijn mede bepalend voor de situaties waarin deze KEM tot zijn recht komt en impact realiseert.
Het succes van de inzet van KEM’s is dus afhankelijk van vele variabelen en vraagt daarom om een professionele benadering. Het is van belang dat de variabelen in beschouwing worden genomen en dat er steeds aandacht is voor de condities van het vraagstuk, de context en de situatie.
Last updated